dinsdag 18 februari 2014

De Zyklon B Feiten - Deel 4

Zondag, 13 maart 2011

Picture
Deel 4 over Zyklon B, simpel een ontsmettingsmiddel tegen ongedierte sedert 1922.

Vervolg van deel 3 (Deel 4 Slot)

Het is ongelooflijk, ondanks een leger aan revisionisten, die wetenschappelijk aantonen, dat er geen holocaust in de omvang van 6 miljoen kan zijn geweest, er simpelweg geen 'gaskamers' hebben bestaan, blijven ze tegen beter weten in volhouden, dat de JHV (Joodse Holocaust Versie) de enige juiste is. Revisionisten zijn in hun ogen ook geen wetenschappers, maar mensen, die de Holocaust ontkennen. Afijn, hier deel 4 het slot en daarna zal er nog heel wat volgen, dat van hun 'JHV versie' geen spaan meer heel laat.

GEEN BETROUWBARE GETUIGENISSEN VAN VERGASSINGEN

Er is onder de honderdduizenden overlevenden niet één geweest die een gaskamer heeft gezien. Wel is er monumentaal over gefantaseerd. Een beroemd voorbeeld is dat van Abbé Pierre Jean-Paul Renard. Die zei na de bevrijding:  "Ik heb duizenden, nee tienduizenden onder de douche zien gaan, waarbij geen water maar gifgas over hen uit werd gesproeid." In werkelijkheid had deze Abbé niets gezien, want in Buchenwald waar hij gevangen had gezeten bestonden nooit gaskamers. Er staat zelfs een bord bij de ingang van het kamp, met de tekst, dat daar niet vergast werd. Daarmee geconfronteerd zei hij in 1947: "Toegegeven, het was een literaire vrijheid van spreken, maar omdat die dingen toch ergens gebeurd zijn, maakt dat geen verschil."

Een andere Abbé-"ooggetuige" met een op hol geslagen fantasie, Georges Héncoque, voormalig kapelaan van de Militaire Academie Saint-Cyr, beschreef zijn bezoek aan dezelfde 'gaskamer' van Buchenwald:
"Ik voelde mij gerustgesteld, opende de ijzeren deur en bevond mij in de beroemde gaskamer. De ruimte was ongeveer vijf meter in het vierkant en tweeëneenhalve meter hoog.
 Zeventien sproeikoppen waren op regelmatige afstanden aan het plafond bevestigd. Niets onthulde iets van hun moorddadige functie. Ze leken op onschuldige watersproeiers. De gevangenen in het crematorium waarschuwden me: ironisch genoeg kregen alle slachtoffers bij het binnengaan van de ruimte een handdoek en een miniscuul stukje zeep. (Wie gaat er met een handdoek onder de douche!?) De ongelukkigen geloofden dat zij onder de douche gingen. Toen werd de zware ijzeren deur, afgezet met een rubberrand van een halve centimeter dik om de toegang van het laatste restje lucht tegen te gaan, achter hen gesloten. Binnenin waren de wanden zacht, zonder spleten, als gevernist. Aan de buitenkant zag men bij de deurpost vier onder elkaar geplaatste buttons, rood, geel, groen en wit. Ook een ander detail verontrustte mij: ik begreep niet hoe het gas van de sproeikoppen op de vloer zou komen. De kamer was omgeven door een corridor. Ik ging erin en zag een enorme pijp die ik met beide armen niet kon omvatte, bekleed met een centimeter dikke laag rubber. 
Opzij ervan was een hendel die, als ze van links naar rechts werd bewogen het gas vrijmaakte. Onder hoge druk daalde het op de vloer zodat geen van de slachtoffers kon ontsnappen aan wat de Duitsers noemden "de langzame aangename dood."

Onder de plaats waar de pijp een elleboogvorm had en de gaskamer binnenging, zaten dezelfde buttons als aan de buitendeur: rood, groen, geel en wit, dienend om het indalen van het gas te meten. Alles werkte perfect en was wetenschappelijk opgezet. De kwade geest had het niet beter kunnen doen." Zo zag de nooit bestaande "gaskamer" van Buchenwald er dus uit (let op de vele details). Het omwetende en eenzijdig geïnformeerde publiek heeft geen enkele reden om dit soort leugens niet te geloven, daarom droegen deze enorm bij aan de vorming van het bestaande beeld over "gaskamers" en "vergassingen".

In 1979 loofde het Institute for Historical Review (IHR), het Amerikaanse genootschap van revisionisten, een beloning van US $ 50.000 uit voor iedereen die kon bewijzen met eigen ogen een 'gaskamer' te hebben gezien. Uiteindelijk bleef er slechts één gegadigde over, Mel Mermelstein. In de brief waarin hij aanspraak maakte op de beloning, schreef hij o.m.:

Ik zag dat mijn eigen moeder en twee zusters samen met anderen de tunnel in werden gevoerd naar hun laatste bestemming, Gaskamer nummer 5 in Birkenau. Ik herinner het me. Ik stond op een steenworp afstand van de gaskamers en de crematoria . . .

"Gaskamer 5" van Birkenau (in werkelijkheid Krema V), had geen trap naar beneden, geen tunnel, geen kelder zoals Mermelstein onder ede verklaarde. Het gebouw stond geheel boven de grond. Nergens in de wijde omtrek bestond iets van een tunnel. Ook andere onjuistheden en verschillen tussen zijn eerdere en latere statements compleet met talloze ongerijmdheden, wettigden het vermoeden dat Mermelstein nimmer getuige was van zo'n gaskamerscène, maar het verzon of het zich inbeeldde. Zijn claim werd daarom afgewezen wegens inconsequentie en gebrek aan bewijs. Mermelstein, een bewezen querulant, bracht de zaak gesteund door de misjpoche daarna voor de rechter. Zij juichen nog altijd dat proces gewonnen te hebben en het bewijs voor vergassingen in Auschwitz te hebben geleverd. De realiteit is echter iets anders:

Het vonnis in de zaak stelde Mermelstein in het gelijk, maar met de volgende motivering: "Volgens Bewijs Code Sectie 452(h), neemt het Hof aan dat er Joden werden vergast in het Auschwitz concentratiekamp in Polen gedurende de zomer van 1942. Het is eenvoudigweg een feit dat valt binnen de definitie van Bewijs Code Sectie 452(h). Het is in redelijkheid geen zaak welke ter discussie staat. Het kan onmiddellijk en nauwkeurig worden vastgesteld door raadpleging van bronnen van redelijke en onbesproken nauwkeurigheid. Het is gewoon een feit." "Het is gewoon een feit...." en ".... bronnen van redelijke en onbesproken nauwkeurigheid".

We hoeven hier alleen maar te wijzen op de cijfers over de aantallen slachtoffers van Auschwitz in officiële bronnen (van 9 miljoen dalend naar 750.000) om de nonsens van dit vonnis te illustreren. Justitie is in dit soort zaken, waarbij het gaat om historische feiten, volstrekt incompetent. De uitspraak diende dan ook nergens toe. Ze stond vast omdat de rechter tevoren verkoos 'judicial notice' te nemen van 'vergassingen in Auschwitz'. Hij maakte gebruik van zijn juridisch recht iets te mogen aannemen als feit, zonder dat dit bewezen en ook niet ontkend mag worden.

Gewoonlijk blijft dit artikel gereserveerd voor zaken als "de zon komt op in het Oosten en gaat onder in het Westen", of dat iets naar beneden valt en niet naar boven. Hier werd dat toegepast op een zaak waarover een fundamenteel en gemotiveerd verschil van inzicht bestaat, waarvoor een veelheid aan bewijsmateriaal (tenminste van revisionistische zijde) beschikbaar is. Omdat er bij deze rechtszaak niets bewezen hoefde te worden, werd er ook niets bewezen. Het IHR "verloor" het proces zonder dat de tegenpartij enig bewijs of wat dan ook presenteerde. Niet zonder reden prefereert de holocaustlobby dus aanklachten bij de rechter boven het bediscussiëren van de feiten......

Er zijn boeken te vullen met - al dan niet onder ede afgelegde - verzonnen "getuigenissen" over "vergassingen" in gaskamerloze kampen als Dachau, Mauthausen, Buchenwald, enz. Een bekende Dachau-leugenaar was Dr. Franz Blaha, die daar als gedetineerde dokter werkzaam was geweest en in 1946 voor het IMT onder ede verklaarde dat hij persoonlijk lichamen van vergasten had onderzocht. Dit soort verhalen, over kampen waar nooit is "vergast", is schier eindeloos. Als zoveel getuigen over de kampen in Duitsland onwaarheid spraken, waarom zou men dan getuigen van Auschwitz, Treblinka, etc. wél zonder voorbehoud moeten geloven?

10.000 VALSE GETUIGENISSEN

Voor alle duidelijkheid: als ik hier verklaringen van overlevenden of ooggetuigen bekritiseer, of de pretenties van sommigen aan de kaak stel, diskwalificeer ik hen niet als mens. Ook niet als is aangetoond dat het om leugens of bedrog gaat. Ik diskwalificeer hen als holocaustgetuigen. Men kan goed begrijpen dat betrokkenen en/of hun verwanten afschuwelijke gebeurtenissen hebben overleefd, dingen hebben gezien en meegemaakt die uiterst dramatisch waren en hen tot in het diepst van de ziel hebben verwond. De impact daarvan werkt uiteraard door op hun belevingswereld. Menselijkerwijs gesproken is het onmogelijk daarvan bij een getuigenis afstand te nemen. Shmuel Krakowski, Israëlisch holocaustspecialist en archivaris van het Yad Vashem Holocaustmuseum, stelt dat het bewezen is dat meer dan 10.000(!) getuigenissen van ooggetuigen van Duitse gruweldaden vals zijn. Hij zou best wel eens gelijk kunnen hebben, want wie de holocaustgetuigenissen ­ belangrijke en minder belangrijke - kritisch evalueert, stuit op tal van onmogelijkheden, zaken waarvan bewezen werd dat ze niet gebeurd zijn, overdrijvingen, enzovoort.

Van ontelbare getuigenissen onder ede afgelegd, werd later vastgesteld dat ze geheel of gedeeltelijk gelogen waren. Is het nog nodig op te merken dat er nooit ook maar één getuige is vervolgd wegens meineed? Verbazend is het grote aantal overlevenden dat aantoonbaar valse en overdreven gruwelverhalen opdiste. Mogelijk is een deel ervan te wijten aan wat wordt genoemd het Holocaust-Survival-Syndrome. Hoewel sommigen dat HSS gelijkstellen aan 'holocaustleugens', heeft Prof. Dr. Hans Kilian voor een deel ervan een plausibele medische verklaring gegeven. Hij wijt dit aan de gevolgen van onbehandelde tyfus, met name het daarbij optredend delirium, dat zoals bekend gepaard gaat met gruwelijke waanvoorstellingen.

De criminologie kent een vaste hiërarchie voor de waarde van bewijsmateriaal. Het belangrijkst zijn fysieke sporen zoals lijk(en), moordwapens, bloedsporen, vingerafdrukken, enz. Daarop volgen documentaire bewijzen. De laatste, minst betrouwbare categorie, zijn getuigenissen afkomstig van mensen die op enigerlei wijze bij de betreffende gebeurtenis betrokken zijn geweest. De JHV rust vrijwel geheel op getuigenissen uit deze laatste categorie. Dat wil niet zeggen dat daaraan geen belang moet worden gehecht, maar ze dienen altijd vergezeld te gaan van aansluitende fysieke, forensische bewijzen.

Uit onderzoek is bekend dat de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen per definitie laag is. Moderne experimenten tonen aan dat verklaringen onmiddellijk na een gebeurtenis afgelegd vaak op essentiële punten onjuist zijn. Waarheid en verdichtsel lopen al snel vloeiend in elkaar over. Naarmate de tijd verstrijkt neemt de betrouwbaarheid verder af. Bovendien raken door bewuste en onbewuste beïnvloeding getuigenissen niet zelden doortrokken met niet plaatsgevonden hebbende elementen. Ook speelt de relatie waarin een getuige staat tot de persoon of de gebeurtenis een belangrijke rol. Bij getuigenissen van na de oorlog overheersten niet zelden gevoelens van haat en wraak. Begrijpelijk weliswaar, maar ook dat doet het waarheidsgehalte geen goed.

De volgende bijdrage gaat over de wijze waarop onvrijwillige "getuigenissen" werden verkregen: die van gevangengenomen nazi's.

VEEL "NAZI-BEKENTENISSEN" DOOR FOLTERING VERKREGEN

Het staat vast dat de "bekentenissen" van de belangrijkste nazi-getuigen over gepleegde misdaden werden verkregen door ernstige lichamelijke en psychische foltering. We noemen die van Rudolf Höß (de belangrijkste "getuige" voor de Joodse Holocaust Versie), Oswald Pohl, Ernst Kaltenbrunner, Fritz Sauckel, Erhard Milch, Eberhard Godt en tienduizenden naamloze andere militairen, ambtenaren en burgers, die - ondanks alles - hun land hadden gediend en aan het eind van de oorlog gevangen werden genomen.

De mishandelingen van Rudolf Höß, commandant van Auschwitz, begon onmiddellijk bij zijn gevangenneming in 1946. Een van zijn ondervragers schreef trots in een boek: "We merkten dat hij zijn cyaankalitabletten verloren had. Maar hij zou weinig kans gekregen hebben die in te nemen omdat wij hem direct al een staaflantaarn in zijn keel propten." Over de mishandelingen die uiteindelijk tot zijn "bekentenis" over 2,5 miljoen vergaste Joden leidden, spraken we eerder al. Nadat hij die verklaring had ondertekend, trachtte hij een brief voor zijn vrouw de gevangenis uit te smokkelen, waarin hij zich tegenover haar verontschuldigde voor het onder marteling bekend hebben van gruwelijke misdaden in Auschwitz.

Over zijn folteraars zei Höß: "...allen waren Joden."

Oswald Pohl, Hoofd van het WVHA bureau in Berlijn, verantwoordelijk voor alle concentratiekampen, werd door Britse militairen naar Nenndorf gebracht, vastgebonden en zo geslagen, dat hij zijn tanden verloor en bewusteloos raakte. Later werd hij naar Neurenberg overgebracht en door de Amerikanen een half jaar lang dagelijks aan urenlange intensieve verhoren onderworpen. Bij een ervan werd zijn gezicht ingesmeerd met faeces en net zo lang geslagen tot hij "bekende". De Amerikaanse ondervragers, helaas ook voor het merendeel Joden, beschuldigden Pohl ervan 30 miljoen mensen te hebben vermoord en er 10 miljoen ter dood te hebben veroordeeld. Pohl verklaarde dat hij:
"door hun duivelse intimidaties en chicanes zo murw was gemaakt dat zij kregen wat zij wilden: niet de waarheid maar de verklaringen die zij wilden hebben." Hij werd gedwongen de door de aanklagers opgestelde valse en zelfbeschuldigende verklaringen te ondertekenen. Die werden bij zijn proces tegen hem gebruikt. Pohl: Als documenten niet overeenstemden met wat de aanklagers wilden of niet toereikend waren voor schuldig verklaringen, werden 'bekentenissen' aan elkaar gehecht. Het meest opvallend aan die maaksels was dat beklaagden zichzelf schuldig verklaarden. Dat kan men alleen begrijpen als men weet hoe ze tot stand kwamen."

Over valse getuigen in Neurenberg zei hij:

"Als gefabriceerde 'verklaringen' niet voldoende waren, namen de autoriteiten hun toevlucht tot zogenaamde 'stergetuigen', d.w.z. betaalde getuigen. Een speciale groep van dergelijke onbetrouwbare, miserabele types speelde in Neurenberg een verachtelijke rol. Daaronder waren hoge ambtenaren, generaals en intellectuelen, maar ook gevangenen, geestelijk gestoorden en zware criminelen. Tijdens mijn proces verscheen een zekere Otto, psychiatrisch patiënt, als 'stergetuige'. Een keiharde gestoorde crimineel. Hetzelfde geldt voor getuige Krusial, die onder ede de meest fantastische verzinsels aan de rechtbank presenteerde, die natuurlijk werden geloofd....."

"Als gevolg van de zware mishandelingen in Nenndorf en mijn behandeling in Neurenberg was ik psychisch volkomen gebroken" schreef hij. "Ik was 54 jaar; 33 jaar had ik mijn land eervol gediend en was mij van geen enkele misdaad bewust." 

Over na-oorlogse processen tegen Duitse leiders:
"Het was evident dat bij de Dachau-processen en evenzeer bij de Neurenberger-processen, de aanklagers, bij wie Joden domineerden, werden gedreven door wraakzucht en haat. Hun doel was niet zoeken naar waarheid, maar vernietiging van hun tegenstanders."

De Amerikaanse senator McCarthy zei over de processen tegen de pers:

"Ik heb getuigen gehoord en documenten gezien van mishandelingen en psychische folteringen op een wijze die alleen in zieke geesten kunnen opkomen." Over de gevangenis in Swabisch Hall zei McCarthy dat officieren van de SS Leibstandarte Adolf Hitler gegeseld werden tot zij sopten in hun bloed, waarna er net zolang op hun geslachtsorganen werd getrapt tot zij onmachtig op de grond lagen. Bij het beruchte Malmédy proces tegen gewone soldaten, werden gevangenen opgehesen en net zo lang geslagen tot zij de geëiste bekentenissen tekenden. Mede op grond van zulke "bekentenissen", afgedwongen van SS generaals als Sepp Dietrich en Joachim Peiper, werd de Leibstandarte aangeduid als een "schuldige organisatie".

Ernst Kaltenbrunner, hoofd van het Reichs Sicherheits Haupt Amt (RSHA) was er zeker van ter dood te zullen worden gebracht. Hij zei in Neurenberg:
"De kolonel in de Londense gevangenis waar ik zat, zei dat ik hoe dan ook zou worden opgehangen, ongeacht de uitkomst van deze zittingen. Omdat ik me daarvan bewust ben is het enige wat ik nog wil duidelijkheid geven over wat hier aan de gang is." In een vraag-en-antwoordverhoor voor de IMT rechtbank verwierp Kaltenbrunner elke beschuldiging dat hij opdracht zou hebben gegeven tot vergassingen:

Aanklager: Getuige na getuige bekenden of verklaarden hier dat de gaskamermoorden werden gepleegd op direct of indirect bevel van Kaltenbrunner.

Antwoord: Toont u mij dan één van die getuigen of één van die bevelen. Dat is compleet uitgesloten.

Aanklager: Praktisch alle bevelen kwamen van Kaltenbrunner.

Antwoord: Volstrekt onmogelijk.

En inderdaad, er werd niet één van die 'getuigen' of 'bevelen' van 'gaskamermoorden' getoond.

Ook Fritz Sauckel, hoofd van de Duitse Arbeidsdienst, werd door het Neurenberger Tribunaal ter dood veroordeeld. Een belangrijk bewijsstuk was een door hemzelf getekende verklaring. Hij zette zijn handtekening nadat hem te kennen was gegeven dat bij weigering zijn vrouw en kinderen aan de Sovjets zouden worden overgeleverd. "Ik wilde niet, maar denkend aan mijn gezin tekende ik," verklaarde hij later.

Luchtmachtgeneraal Veldmaarschalk Erhard Milch werd tijdens zijn gevangenschap door een Amerikaans majoor gewaarschuwd dat als hij volhield voor Hermann Göring te getuigen, hij als oorlogsmisdadiger zou worden aangeklaagd, ongeacht of hij wel of niet schuldig was. Milch hield voet bij stuk en werd inderdaad aangeklaagd. In 1947 veroordeelde een US rechtbank hem in Neurenberg tot levenslang. Vier jaar later al zette de US Hoge Commissaris het vonnis om in vijftien jaar en kort daarop werd Milch vrijgelaten.

Admiraal Eberhard Godt, Chef Staf van het Duitse leger, werd bedreigd met ophanging, tenzij hij zijn superieur admiraal Dönitz ervan zou beschuldigen bepaalde orders te hebben gegeven....., enz.

Het aantal voorbeelden is gigantisch. Ze vormen stuk voor stuk een schande voor de zogenaamde rechtspraak bij het IMT.

Uitgebreide informatie over martelingen waaraan verdachten van dit tribunaal werden blootgesteld kunt u o.m. vinden in 'The Nuremberg Trials and the holocaust'.

Dit waren geen "zeldzame incidentele gevallen van mishandeling gepleegd door ondergeschikten" zoals in dit soort gevallen zo graag wordt beweerd, maar systematische en structurele folteringen, uitgevoerd op bevel van of met medeweten en goedkeuring door de hoogste leiding van de Geallieerden.

De folteringen waren zodanig ernstig en van invloed op de procesvoering dat na het Dachauproces een speciale Commissie in het leven werd geroepen om dit te onderzoeken onder leiding van rechter Edward van Roden en Gordon Simpson, opperrechter uit Texas. Hoewel te laat, toonde het onderzoek aan dat gevangenen op grote schaal grof waren mishandeld. Beestachtige aftuigingen, brandende lucifers op de huid en onder nagels, schoppen tegen de testikels met blijvende schade, maandenlange eenzame opsluiting, intimidatie, bedreiging van familieleden, schijnprocessen, schijnexecuties, immorele leugens, enzovoort enzovoort. Lagere functionarissen werd 'beloofd' dat hun "bekentenissen" alleen tegen superieuren zouden worden gebruikt; later bleken die uiteraard tegen henzelf te worden aangevoerd. Hogere functionarissen werd "beloofd" dat als zij vrijwillig verantwoordelijkheid op zich namen, hun ondergeschikten vrijuit zouden gaan.

Het rapport van de Commissie Van Roden geeft ondubbelzinnig aan dat het geen incidentele gevallen betrof, maar structureel was. Een gecoördineerd "beleid van marteling toegepast om bekentenissen te verkrijgen".

Dat niet alleen belangrijke nazi's minderwaardig en pervers werden gemarteld, maar ook duizenden gewone soldaten en burgers, kan met overvloedig (niet gepubliceerd) feitenmateriaal worden aangetoond.

Een verslag van de toegepaste martelmethodes om "bekentenissen" af te dwingen, is afkomstig van een door de Amerikanen gefolterde Duitse arts, Dr. A. Bender, die daarover op 6 november 1948 een uitvoerige beëdigde verklaring van 15 getypte vellen aflegde. Een gedeelte daaruit:
Gedurende de martelingen - die twaalfeneenhalve dag zonder onderbreking duurden ­ wisselden drie sergeants in acht uur durende dienst elkaar af. Ze kwamen minstens elke anderhalf uur de cel in en voerden volgens een vast patroon mishandelingen uit, dag en nacht. Het waren systematische martelingen, volgens een bepaald patroon; de gewone manschappen en bewakers mishandelden willekeurig. In de eerste negen dagen was ik in een cel waar absolute duisternis heerste en een bewust in stand gehouden ondraaglijke hitte. Van de tiende tot de dertiende dag was ik gescheiden van mijn kameraden en onderging ik in een koude cel martelingen van een ander soort.

Daaronder behoorden: vuistslagen, hoofdzakelijk op het hoofd, in de nek, in het gezicht, in de hart- en maagstreek en tegen het onderlichaam. Slagen met de zijkant van de hand op keel en adamsappel. Heftige porren met gespreide vingers en nagels tussen de ribben. Meppen met de bovenkant van vingers en nagels op mijn oogbollen. Knijpen en verdraaien van oren en neus. Knijpen en trekken aan borstklieren en tepels, waarbij vooral de nagels werden gebruikt. Slagen met allerlei werktuigen waarmee verwondingen kunnen worden aangebracht, zoals, koppelriemen, gespen van broekriemen, stokken, natte handdoeken, emmers, bezems en dat talloze keren over het hele lichaam.

Trappen in buik, onderlijf, zitvlak en benen. Trappen met voetzolen tegen de zijkant van de kniegewrichten, op handen en voeten, in het bijzonder op tenen en nagels. Wrijven over niet geheelde wonden aan de scheenbenen. Scheuren van teennagelranden met de zijkanten van de dienstlaarzen. Plukgewijs uittrekken van hoofdharen, baardharen, wenkbrauwen, okselhaar, schaamhaar. Steken met naalden. Beschadigen van de huid met een grove straatbezem. Veroorzaken van brandwonden met een straalkachel en brandende sigaretten. Kwellingen door hitte, koude, water, zuurstofgebrek, duisternis, honger, dorst en bedreigingen. Verbieden van toiletgebruik, lichaamsverzorging en reiniging. Sadistische aanvallen van allerlei soort. Gedwongen sigaretten roken en laten doorslikken van brandende peuken.

Een minderwaardige behandeling, waaronder ik als officier-arts, naakt onder eerdergenoemde omstandigheden twaalfeneenhalve dag doorbracht. Ik werd voortdurend in het gezicht en op het lichaam gespuwd zonder mogelijkheid mij te reinigen. ik werd gedwongen speeksel en slijm van Amerikanen van de grond op te likken en hun laarzen schoon te likken. Over het hoofd uitgieten van brijmaaltijden en dat verplicht van de grond likken. Met een lepel brij in het gezicht en op het lichaam gooien.

Onder een toestand van honger en dorst het eten en drinken voorhouden en dat dan weer weggooien of weghalen. Maaltijden oneetbaar maken met een overvloed aan peper en zout. De cel reinigen met een onbruikbare tandenborstel. Scheldwoorden gebruiken van het laaghartigste en meest lasterlijke soort.

Bijzondere vermelding verdient de voortdurend op het uiterste gehouden hitte. Deze werd zorgvuldig gedoseerd. Bij klaarblijkelijk stilvallen van de bloedsomloop ­ men nam de polsslag op - lichamelijke ineenstorting of onmachtigheid werd enige frisse lucht toegevoerd en de verwarming lager gezet, om daarna des te heviger door te gaan. We bevonden ons daardoor continu op de rand van verstikking met hevige klachten vanwege een stagnerende bloedsomloop. Als we met water werden overgoten nam de kwelling nog toe door hete waterdamp. Soms werd deze toestand dagen achter elkaar in stand gehouden. Het water bedekte de vloer en verergerde door verdamping de toestand. Bovendien stonden we voortdurend in het water. Tijdens de mishandelingen werd voor korte tijd het licht aangestoken. De maaltijden moesten we in de duisternis opeten.

Door de hitte en het weinige drinken verdween de aanvankelijke sterke zweetafscheiding; vanaf de vierde dag was er ondanks de grote hitte nauwelijks nog transpiratie. De lippen werden schilferig, de tong dik en opengescheurd. Eten en spreken was pijnlijk en nauwelijks mogelijk. De urine had een bruinrode kleur aangenomen en was op het laatst nog maar enkele kubieke centimeters per dag, per keer enkele druppels. We bevonden ons op de grens van anurie. De pols was snel en gespannen. Het hart vertoonde ritmestoringen en extrasystole. De hartslag daalde naar 35-50 per minuut.

Mijn kameraden kregen last van waanvoorstellingen die tot aanvallen van verscheidene aard leidden. Soms waren ze niet aanspreekbaar, een andere keer niet tot bedaren te brengen. 's Ochtends, 's middags en 's avonds werden we tussen een haag van bewakers naar het toilet gedreven en daarbij geschopt, getrapt en geslagen met allerlei voorwerpen. In de toiletruimte werd ook weer van alles gedaan om urineren of gebruik van de wc te verhinderen. Een sergeant en een onderofficier onderscheidden zich daarbij bijzonder. De onderofficier werd duidelijk door sexueel-sadistische motieven beheerst.

Omdat we in het toilet meestal de kans niet kregen, loosden we de urine in de cel. De zoute smaak van het water dat we van de vloer moesten drinken werd daardoor veroorzaakt. Op een avond dwong men ons de vloer van de cel met weinig water en veel zeep te bewerken. Echter, om na te spoelen gaf men ons geen water meer, maar goot in plaats daarvan vlak bij onze benen heet water. Zo bleef de zeep op de vloer en ­ zoals spoedig bleek niet zonder reden. 's Nachts haalde men ons uit de cel en werden we met vier andere kameraden, verhit als we waren, geheel naakt naar buiten gedreven. Men joeg ons met de blote voeten over een met grof steensplit en as bedekte binnenplaats tot we uitgeput waren. De zeepresten op de celvloer bleken de gewenste uitwerking op onze verwonde voetzolen te hebben. Omdat dat nog niet genoeg was penseelde de kapitein eigenhandig rijkelijk jodium over onze voeten. Daarop moest ieder één schoen aantrekken vermoedelijk om het staan daarna zo moeilijk mogelijk te maken.

Voor mij pakten de zeepresten bijzonder ernstig uit: op de derde dag had men mij met het zitvlak tegen de gloeiende verwarming gedrukt, waardoor op het zitvlak twee vuistgrote brandwonden waren ontstaan. Was zitten op de grond op onbewaakte ogenblikken dus al uiterst pijnlijk, nu werd dit onverdraaglijk. Enige behandeling van de wonden was er niet. In plaats daarvan penseelde men rijkelijk met jodium en later schraapten ze met een stuk hout meerdere keren de wondkorsten eraf. Ook werd systematisch op de wonden geslagen en getrapt.

's Avonds op de achtste dag haalden ze me uit de cel en moest ik in de hoek van de corridor met over het hoofd gevouwen handen neerknielen. Omdat men wist dat ik een absolute niet-roker was ­ men had mij al meermalen tot roken gedwongen - moest ik zes of zeven sigaretten achter elkaar roken. De kapitein dwong mij telkens de nog brandende peuken in te slikken. Tijdens het roken bogen meerdere Amerikanen zich dicht over mij heen en bliezen, terwijl zij mijn neus dichthielden, sigarettenrook in mijn gezicht. Om mij de rook te laten inhaleren probeerden ze met mijn borst samen te drukken ademnood te veroorzaken en bij de daaropvolgende heftige ademhaling mij de rook te laten inhaleren.

Uit door mij opgevangen gesprekken had ik begrepen dat men gezien de bereikte resultaten over mij niet tevreden was. Lichamelijk was ik nog in een te goede toestand en met de gebruikte methoden was men met mij niet verder gekomen en psychisch al helemaal niet. Dit werd mij later bijna woordelijk door een sergeant verteld. De daarop met nog kortere tussenpozen uitgevoerde mishandelingen overtroffen dan ook in wreedheid en bestialiteit alles wat ik daarvoor had doorgemaakt.
.
.....Aan vaststelbaar lichamelijk letsel had ik opgelopen:

Kale plekken op het hoofd tengevolge van het uitrukken van plukken haar.

Een gescheurd trommelvlies met als gevolg daarvan wekenlange uitscheiding en ernstige bijverschijnselen als evenwichtsstoornissen, oorsuizingen en een blijvend verminderd gehoor aan het rechteroor. Een uiterst pijnlijke verwonding aan het rechteroog door de herhaalde slagen met de vingernagels. Enkele dagen was het oog volledig gesloten met een ernstige bloedafscheiding die dagen duurde. Verder duizeligheid en oogflitsen. Later trad oogvertroebeling op en wonden aan de lippen met littekens. Naar achteren staande bovenste snijtanden. Op rug, zitvlak en dijen bloeddoorlopen en verkleurde huidplaatsen en striemen. Builen op het hoofd. Op beide zitvlakken vuistgrote tweedegraads brandwonden, die pas veel later genazen. Kleinere verbrandingen over het hele lichaam door brandende sigaretten.

Ontelbare steekwonden door steken en slaan met harde bezems. Cirkelvormige bloedige wonden op de onderarmen door aandraaien van de boeien, in het bijzonder aan de linkerarm. Beschadigingen van de linkerknieband met zwellingen en loophandicap door trappen tegen de zijdelingse knieband. Beschadiging van het linker voetgewricht. Bloeduitstortingen. Zwellingen en loophandicap door trappen en staan op de voeten. Verwondingen aan de voetzolen door gedwongen blootsvoets lopen op grof puin en split. Huidbeschadigingen aan de scheenbenen en verwondingen aan vingernagel- en teenriemen. Arythmie en extrasystole van het hart over langere tijd, periodiek terugkerend.

Bespottelijk genoeg werden mijn kameraden en ik regelmatig bij een arts langs gestuurd. Kennelijk had die alleen de opdracht vast te stellen of wij nog levensvatbaar genoeg waren. Door volledige afwezigheid van instrumenten, medicijnen en verbandmaterialen verklaarde hij zich niet in staat ook maar iets te doen. Van enige behandeling was dan ook geen sprake.
Wie dit verslag heeft kunnen lezen zonder kotsmisselijk te worden en de hedendaagse praatjes van politici en media over "het incident" in de Irakese Abu Grahib gevangenis leest, realiseert zich eens te meer hoe de massa van goedgelovige mensen stelselmatig wordt voorgelogen.

Hij kan de zogenaamde "bekentenissen" en "getuigenissen" van nazi's ­ een belangrijke bron voor de "bewijzen" waarover holocausthistorici zeggen te beschikken - alleen nog met het allergrootste wantrouwen bezien.

NIEMAND OOIT ALS "VERGASSER" VEROORDEELD

Nooit is daadwerkelijk iemand op uitvoerend niveau veroordeeld wegens zijn of haar fysieke rol bij "gaskamers" of "vergassingen". Dat wil zeggen dat er nooit iemand werd gevonden die daadwerkelijk persoonlijk betrokken was bij het veronderstelde vergassingsproces van miljoenen Joden. Kennelijk was er dus onder de tienduizenden Duitsers die na de oorlog ­ soms onder walgelijke martelingen en immorele verhoormethoden ­ werden verhoord, niemand die bekende daaraan zelf te hebben deelgenomen of iemand anders zei te kennen die daarbij rechtstreeks betrokken zou zijn geweest. En kennelijk was er ook onder de tienduizenden "gaskamergetuigen" niet één die zo'n rechtstreeks betrokkene heeft kunnen aanwijzen.

Niemand - behalve de dertig jaar na de oorlog vals beschuldigde John Demjanjuk, op wiens zaak ik hierna inga kwam dus voor de rechter op de beschuldiging rechtstreeks bij deze "vergassingen" betrokken te zijn geweest.De totale afwezigheid van rechtstreeks betrokken daders is merkwaardig en betreurenswaardig. Merkwaardig, omdat het ongelooflijk is dat er van een jarenlange monsterlijke fabrieksmatige massamoord, zelfs na een nu al zestig jaar durende klopjacht die haar weerga in de geschiedenis niet kent, niet één daadwerkelijk betrokken dader kon worden gevonden. Vele duizenden nazi's moeten toch die honderden collega's hebben gekend die betrokken waren bij het daadwerkelijk "vergassen" van die honderdduizenden, nee miljoenen.

Zeer te betreuren ook, want al was er maar één voor de rechter gebracht, dan waren die ontelbare vragen, feitelijke onmogelijkheden, mysteries, mythes, natuurwetenschappelijke wonderen, enz., die zo kenmerkend zijn voor de Joodse Holocaust Versie, in één keer opgelost. Er zijn uitsluitend veroordelingen van indirecte betrokkenheid: als leidinggevende van een kamp, als bewaker, als dokter, als bouwer van "gaskamers", als leverancier van Zyklon B, enz. Die functies en taken bewijzen echter net zo weinig over "gaskamers" of "vergassingen" als het bestaan van crematoria.

Slechts in één geval, dat van John Demjanjuk, kwam het 30 jaar na de oorlog tot een schandalig, door haat gedreven immoreel proces.

Het proces tegen Demjanjuk was een voortbrengsel van joodse haat, hysterie, zwendel, frauduleuze aanklagers en leugenachtige holocaustgetuigen. Demjanjuk, Amerikaans staatsburger sinds 1949 en gepensioneerd fabrieksarbeider uit Cleveland, werd in 1977 door Israël beschuldigd een voormalig bewaker ("Iwan de Verschrikkelijke") van Sobibor (later veranderd in Treblinka!) te zijn. Na verschillende valse aanklachten werd hem in 1981 zijn US staatsburgerschap ontnomen, waarna hij begin 1986 aan Israël werd uitgeleverd voor berechting.

Het enige concrete "bewijs" tegen hem was een vervalst "nazi-identiteitsbewijs", met een gemanipuleerde foto afkomstig van zijn immigratie-aanvraag voor de USA uit 1947. Meer dan dertig(!) overlevenden identificeerden hem positief als de Demjanjuk die de gaskamer in Treblinka bediende. De hoofdgetuige, ene Eliahu Rosenberg, die in de rechtszaal onder ede Demjanjuk "herkende", had nota bene eerder, in 1947, tijdens een getuigenis eveneens onder ede verklaard dat de veronderstelde kampbeul Demjanjuk in zijn slaap was doodgeslagen. Door de verdediging gevraagd hoe hij dan deze man als Demjanjuk kon aanwijzen en of deze soms uit de dood was opgestaan, antwoordde Rosenberg dat degene die destijds zijn verklaring genoteerd had, zich moet hebben vergist. De rechtbank accepteerde dat (natuurlijk).

Demjanjuk, werd in 1988 in Israël ter dood veroordeeld maar uiteindelijk, in 1993, na 20 jaar gevangenschap(!) losgelaten. Niet omdat het recht in Israël zegevierde, maar omdat door een voor hem gelukkig toeval in 1989 de Sovjet Unie ineenstortte en documenten uit de toen geopende KGB-archieven bewezen dat alle belangrijke documenten over 'Iwan de Verschrikkelijke' Sovjetvervalsingen waren gefabriceerd in het kader van een communistische hetze tegen Oekraïense nationalisten. Over al die getuigen in de Demjanjuk-processen zwijgen we dan verder maar weer....

Buitengewoon laakbaar in deze hele Orwelliaanse affaire - zeg maar misdadig - was de rol van twee Amerikaans-joodse officieren van justitie, Norman Moscowitz en Martin Mendelssohn. Al bij het begin van de Demjanjuk-zaak beschikte Mendelssohn over informatie waaruit bleek dat Demjanjuk in Polen helemaal niet bekend was. Toen de betreffende stukken aan de verdediging ter hand moesten worden gesteld, was het voor Demjanjuk ontlastende gedeelte daaruit verwijderd. Door toeval kwam later de complete tekst later boven water bij stukken van een andere zaak. De andere joodse officier van justitie, Moscowitz had een ontlastende verklaring van een Duitse getuige verdonkeremaand en manipuleerde deze getuige tot meineed.

Na zijn vrijlating werd de oude man in plaats van schadeloos gesteld door Israël, zonder ophouden opnieuw door joodse haatpredikers met processen achtervolgd. Zo zijn namelijk hun manieren. In 2004 werd hij daardoor op 84-jarige leeftijd door de VS uitgewezen. Reden: hij zou tijdens de oorlog als jonge man een Duits uniform hebben gedragen.

Joden in Duits uniform

Van de tienduizenden Joden die in de oorlog een Duits uniform droegen (de criminele joodse gettopolitie, kapo's, enz.) is er nimmer één vervolgd. Zij genieten in de VS en Israël als 'holocaustoverlevenden', "slachtofferpensioenen", betaald door Duitse burgers. Voor duizenden medewerkers van Joodse Raden, schuldig aan de zwaarste collaboratie, put de holohaatlobby zich uit in het zoeken naar excuses en verzachtende omstandigheden. Logisch, want de vervolging van "ex-nazi's" en "holocaust-ontkenners" is een racistische vervolging: het zijn immers uitsluitend Joden die niet-Joden vervolgen. Nooit is een jood aangeklaagd of vervolgd wegens collaboratie met de nazi's of "holocaust-ontkenning", terwijl de gevallen die daarvoor in aanmerking komen te talrijk zijn om op te noemen. Racisme pur sang dus.

Demjanjuk moet alsnog met hulp van de naïeve Goyim-justitie vernietigd worden. Het is immers zijn schuld dat de zionisten hun Orwelliaanse Dreyfus-proces voor het oog van de wereld verloren? Bovendien, Demjanjuk is een Oekraïener en wie kent niet de eeuwenoude joodse haat tegen Oekraïeners omdat Kozakken ooit Oekraïene bevrijdden van onmenselijke joodse onderdrukkers en afpersers (sorry, slachtoffers.....)?

Immers, joodse Haat vergeeft niet en vergeet niet.....

Geen opmerkingen:

Een reactie posten