dinsdag 8 juli 2014

ANUNNAKI ONZE GODEN deel 37 - De Dietse taal, de oudste van de wereld (5.0)

Rijmen en dichten zonder het hemd op te lichten
Uitgaande van het gegeven dat de teksten op de kleitabletten, gevonden in Soemerië, in steno zijn geschreven... leerden de kinderen op de schrijfscholen een schrijftaal die niet overeenkwam met hun spreektaal. Zij spraken een vloeiende taal, net zoals wij dat doen. Schrijven echter geschiedde in een statische taal; mijn (her)ontdekte Kwando, de 'opdrachten- en instructietaal' van de goden... Dat wil zeggen dat deze leerlingen schrijvers werden van een taal die slechts administratief van aard was. Want je uitdrukken in een stenotaal is en blijft stroef, minder speels ook en beperkt je zwierigheid van gedachten.
Naarmate de taalvaardigheid toeneemt en ook de kennis van het Kwando, kun je eventueel meer accenten aanbrengen en verfijningen toepassen. Ik heb niks met taal, heb geen aanleg voor vreemde talen, maar speel al wel lang met woorden. Toen André van Duin ooit kwam met woordgrappen, deden mijn  werkgenoten en ik ook mee. We verzonnen zelf grappen. Sommige geslaagd en de meesten krakend in hun voegen en amper een lach opleverend. Gelukkig waren wij in het bezit van Piet Smink, die zo'n beetje alle gezegdes en spreekwoorden verhaspelde en op zijn eigen wijze uitsprak. Ik begon ze op te schrijven en werkgenoten 'luisterden mee' en kwamen op gezette tijden 'genoteerde' uitspraken van Piet doorgeven aan mij. Ik schreef er zo'n 900 bij elkaar, met de bedoeling er ooit een boekje over te doen verschijnen. André van Duin zei; 'Het rijdt op vier wielen en het zingt. Wie is het'?... we dachten na en André kwam zelf met het antwoord op de radio; 'Simca Marina'... voor de jonge lezers - een Simca was ooit een Frans automerk - en Imca Marina was ooit een Nederlandse zangeres van het Nederlandstalig lied. Brak door midden jaren '60, Simca verdween in de jaren '80 en dook later weer op als Chrysler-Simca en verdween opnieuw.
124 2
Wij kennen het gezegde; 'Dat is een schuinsmarcheerder', als het een man betreft die zich graag met de vrouwtjes inlaat en zelfs de huwelijkse waarden en normen aan zijn laars lapt. Piet maakte daar het volgende van; 'Hee scheerschuimer weet jouw vrouw der wel van'... en gek genoeg begrepen we meestal wat hij werkelijk bedoelde. Soms verzon hij ze terplekke. Zat iemand wezenloos voor zich uit te staren, kon Piet zomaar zeggen; 'Je zit te kijken alsof je in de verte een bootje ziet gaan'... Die Piet is begiftigd met een rijke taalfantasie. Voorwaarde voor dichten en rijmen en je via schrijftaal uit te drukken is wel dat je een rijke fantasie hebt. 
De literaire Bladapen van Theo de Planneman uit Rotterdam
124 2
  
Het bovenstaande heb ik spontaan neergetikt als intro voor het volgende deel over taal en overgenomen uit mijn boek; 'De Hemelstier'... maar als rijmelaar ben ik toch minder geschikt. Hoewel; toen de Bladapen van wijlen Theo Lalleman uit Rotterdam hun literaire Kokosnoten op mij neerwierpen, werd ik zelf ook een beetje brutaal en durfde ik zelfs wat te rijmelen... Onderwerp was het aantal lichaamsuitgangen van den mensch, dat de groep Brulapen stelde op negen. Ik meende beslist dat ze der eentje misten en ik schreef het volgende als repliek op hun versjes:
Oorgaten spuien smeer
neusgaten niezen snot
Ooggaten huilen traan
mondgat en keel spuwen
Kontgat en darmen duwen
pisgat en sperm gaan
Pissen en spuwen weer
smerige gedachten komen
Maar willen er weer uit
zonder gaten te vullen
Te praten en te lullen
kom ik een tiende gat tekot

De Bladapen van Theo en ook Theo zelf en ene Cees (noemt zich zelf S'ace...) overvoerden mij in korte tijd met hun literraire geleuter, waar ik als litereraire kleuter, steeds het onderspit dolf en trachtte te herrijzen uit de bergen Kokosnoten die zij gooiden en soms meende ik zefs te kunnen dichten en rijmen. S'ace schreef: 'grappig dat ik 5en en 6en enkele dagen terug ook delibreerde... in een postvattend ingenieurs en enpassant pre-genieus stadium van ontluiken. Toch bied ik je aan de eenvoud van nee: né - is een vervoeging van naître... vandaar ook dat welllné i.o. m'n eerste eige bedrijffie is néandersthalers volgt er op als club van schieronmogelijk' en waarop ik hem schreef; 'U bent zo onnavolgbaar dat ik u niet kan volgen'... waarop S'ace antwoordde met: 'Het is geen vraag doch slechts een constatering', waarop ik het spoor al geheel duister was. S'ace vervolgde met: 'Een constatering van dit kaliber zonder vraag vooraf is een vraag , beste Evert Jan. Ben je van die Blonde?. Doe mij maar 'n Leffe. Santé. Overigens geldt na 'n gedane expressie dat de roep uitstaat in hol veld dat zicht vult Baruch Spinoza met Goethe & fortunissimo verenigd in een universeel veld van resonantie verlost van nostalgie, verrijkt met melanchieuze m'ix'. Ik kon niet anders dan inhaken en meedoen, maar het kostte me moeite.

eerst wit, toen lichtblond, donkerblond en nu kaal
maar schuimen doe ik bij tijd en wijle maar effe

dan risp ik zuur, rol met mijn ogen en tol rond
hap naar adem en tast naar steun voor handen

vooral als ik merk dat ik niet pas in een verhaal
en beland in sferen van intellect dat zich verheffe

ver boven mijn kunnen en ademloos hemelrond
en visionair begrip dan klapper ik met mijn tanden

zie mij als zoekend naar verdwaalde heilige graal
die dorstig zijn mond zet aan het glas en beffe
Kunstenaar, levensgenieter en ideeënman Theo nodigde me uit naar Rotterdam te komen voor een literaire ontmoeting met hem en enkele vrienden. S'ace zou ook komen vanuit Zwolle en we zouden praten, drinken en biljarten, want Theo woonde nog hoog en droog in Hilligersberg... maar ik kwam niet tot verdriet en boosheid van S'ace, die voor niets afreisde naar zijn vriend Theo. Hij schreef: 'Beste Evert Jan & relatieschepper Theo. Ik onderschrijf de mededeling van Evert Jan dat hij niet Gekke Henkie is. Het was een van de blinde aannames dat ik zondag naar Rotterdam reed om nader kennis te maken.
Helaas wist Evert Jan zijn verlet niet openhartig te delen met zijn chauffeur. En Theo verkeert in zijn PlannenMakerij waardoor het hoofd vol is en de betrekkelijke notie verontachtzaamt. Dit vastgesteld hebbende moeten we nooit en te nimmer omkijken in wrok en ook niet rouwelijks zijn om gepasseerde stations in lerend perspectief. Hier bij genoeg met genoegen, Cees'. Eerder schreef hij: 'Nou stel je nog geen vraag EJ... en je weet alles van Enki? Waarop ik schreef; 'Ik snap helemaal niks van jullie'... en reageerde met een vers. Ik voelde me al tijden belaagd door de apenkolonie hoog in de bomen en we weten 'hoe hoger een Aap komt, hoe meer we zien van zijn kont'.

nogmaals,
de hoogte van jullie 'apies
als klimsoort zal ik nooit kunnen halen,
waar jullie kruinen
blijf ik slechts struinen

nogmaals,
ik heb oor en 'gehoor
maar geen telepathie ter beschikking,
en jullie woordstoeien
blijft mij vermoeien

nogmaals,
beste Cees wees 'direct
en spreek niet in cryptische vormen,
noch wat betreft Enki
ben niet gekke henkie

Een kunstenaar wordt je niet - dat ben je!
Na al deze 'apekool' komt de Aap uit de mouw; ik ben geen dichter, ik ben geen verzenschrijver, maar slechts een 'rijmelaar'. Geen 'duizenddichter' zoals Berend Willem Hietbrink, maar dat hoeft ook niet. Ik ambieer ook geen kunstenaarsschap, hoewel schaamteloos door het leven klunen, met respect omgeven door een schare fans, gelardeerd met lege flessen wijn en volle asbakken en een stoppelbaard van hier tot gunter... want ik ben immers al de drinkende en rokende fantast van mijn eigen verhalen en het mooie is; ik geloof ze zelf ook nog!
Ik kweek om de zo veel dagen een stoppelbaard en huld me in stilzwijgen, gelijk een wijze op zijn pilaar. En dan denk ik aan de woorden van Toon Hermans die eens zong over de artieste (de Muzeman?)... 'Der zijn van die truien-artiesten, die hebben een baarrrrrd opgespaard en zij zingen chanson trieste en alles alles is noirrrrr. Pourrrrrquoi'? zong hij der achteraan 'Pourrrrrquoi'? Dat wist ik ook niet. Eenzaamheid is vaak geen keuze. Kunstenaarsschap ook niet. Daar kan Berend Willem Hietbrink ook over meepraten en ik inmiddels ook. Wegbereiders en pioniers gaan vaak eenzaam door het leven.
Wetenschappers en wetenscheppers...
Dat is hun tol... of taak... of lotsverbondenheid met het verkrijgen van inzichten. In het leven en proefondervinderlijk. Daarom zijn wij 'wetenscheppers' en geen 'wetenschappers', zoals naamgenoot Evert Jan Beverwijk het zo mooi weet uit te drukken. Wij scheppen het letterlijk op en kijken wat we hebben en de anderen raadplegen het schap. Boekenwijsheid versus levenswijsheid. Een oneerlijke strijd; geen diploma, geen bull, geen erkenning, geen betaalde baan maar slechts hoon en een vermelding in het boek; 'Tussen waarheid & waanzin', door Marcel Hulspas en Jan Willem Nienhuis.
'Een encyclopedie der pseudo-wetenschappen' of in het boek; 'Morosofie', encyclopedie van de domheid over 'Dwaze wijzen en Wijze dwazen in Nederland en Vlaanderen, samengesteld door Matthijs van Boxtel. Helaas sta ik der niet in; het zou een geweldige erkenning zijn. In september 2001, bij de 1e druk schreef Marcel Hulspas van Skepsis een boekrecentie over het laatste boek:'Gedreven door verbazing speurt Matthijs van Boxsel naar de grootste dommerds van Nederland en Vlaanderen. Slechts zij die werkelijk spectaculair faalden, genieten de eer opgenomen te worden in zijn encyclopedie.Dat de domheid een ongekende en vaak schromelijk miskende kracht bezit, heeft Van Boxsel al zeer welsprekend verwoord in een eerder werk, De encyclopedie van de domheid, dat in wezen de inleiding vormde op deze Morosofie. De wetenschap van de domheid is geen kanttekening bij de normale wetenschap, geen appendix van onze wetenschappelijke kennis; ze is veel meer. Domheid is de spiegel van de wijsheid, ze is onze onvermijdelijke en onmisbare medereiziger op weg naar betrouwbare kennis. Geen denken zonder dwalen, geen doorbraak zonder nodeloze blokkade. Maar waar de domheid in haar algemeenheid, als tegenpool van de wijsheid, niet gemist kan worden en daarom met respect behandeld dient te worden, daar is de standvastige beoefenaar van de domheid per definitie misbaar en onmerkbaar.
Wie voor opname in zijn Morosofie in aanmerking wenst te komen, moet zich gedurende lange tijd in troosteloze en onvruchtbare eenzaamheid bezig hebben gehouden met een volstrekt nutteloos boek, een berg onbegrijpelijke artikelen of onontwarbare pamfletten. Een papieren levensbericht is een noodzakelijke voorwaarde, want tekst is nu eenmaal het kleed van de wijsheid. Alleen heeft het kleed dat de morosoof weeft geen enkele drager ooit enige warmte geschonken. En om te voorkomen dat vermelding in deze encyclopedie alsnog respectabiliteit en bekendheid op zullen leveren (waarmee de auteur en zijn werk dus alsnog ten onrechte in dit werk zouden zijn opgenomen), heeft Van Boxsel zichzelf alvast maar opgenomen in zijn eigen encyclopedie. Eer halen uit deze vermelding is zo uitgesloten.
De bibliotheek van de domheid die Van Boxsel gedurende vele jaren heeft opgebouwd, is werkelijk uniek en dankzij zijn schitterende stijl is een wandeling door deze verzameling een groot genoegen. Van Boxsel laat de auteurs van deze hemelbestormende geschriften zoveel mogelijk zelf aan het woord, tenzij citeren per definitie uit de hand lopen betekent. Het is een uniek boekwerk geworden, een 'must' voor iedere skepticus. Afrondende opmerkingen als 'levert in het verlengde hiervan een wiskundig bewijs van de ongerijmdheid van het gangbare vrije wilsbegrip, en een godsbewijs' geven aan dat hij veel meer achterwege heeft moeten laten dan goed voor ons is. Maar gaandeweg wordt de bezoeker overvallen door een vreemd gevoel.
Dwalen door deze zwartglinsterende spelonken van de vaderlandse morosofie maakt nostalgisch. De vondsten weerspiegelen een verlangen deel te nemen aan een inmiddels bijna volledig verloren gegane wereld van eruditie en natuurwetenschappelijke expansie. Misschien is het de absolute stilte waarin ze zich hullen, de jarenlange vrijwillige afzondering, die hen ertoe brengt de meest afgelegen gangen in de oudste bibliotheken te betreden. Om de een of andere reden lijkt hun voorkeur steevast uit te gaan naar bronnen en vragen die in de wereld buiten hun werkterrein nauwelijks nog een rol spelen.
Tot zover Scepter/Skepsis en de gekken en dwazen, de morosofen en de uitvinders, kwartjesvinders, speurneuzen en wijsneuzen, neuzelaars en treuzelaars ofwel de amateur artiesten, de lekenkunstenaars die in al hun ijdel menen iets toe te moeten voegen aan de 'wetenschappelijke' onderzoekingen. Ze zijn vaak maatschappelijk ontspoord, van de ankers geslagen en op drift geraakt op de zee van hun leven. Hun enige houvast is dan hun onderzoek en hun verworven wijsheden. Ik herken het onderwijl mijn leven voortgaat en innerlijke wijsheid verwerven is niet onaangenaam.

Morosoof Berend Willem Hietbrink
124 2
Wel als je het niet kunt delen, er geen of weinig aandacht is of je stelselmatig wordt genegeerd, ontkend en... meer van dat. Een bekend morosoof op het gebied van taal is Berend Willem Hietbrink, beter bekend als de Duizenddichter, die beweert dat het Nederlands de moeder van alle wereldtalen is: het Franse 'brie' komt van 'brei', de Engelsen zeggen 'cow' omdat een koe 'kauwt' en 'paparazzo' is afkomstig van 'papierrotzooi'. Hietbrink ontdekte tevens het 'taalworteltrekken', waarbij men woorden langs enigszins onorthodoxe weg in verschillende woorden ontleedt.

'Hospitaal' is zo bijvoorbeeld te herleiden tot 'huis-bed-hal', 'justitie' komt van 'juist-is-tie' en 'resultaat' kan worden herleid tot 'er-is-al-dat'. Hietbrink schreef er ook een boekje over, Kwispelen met taal ('k wil spelen met taal). Anno 2007 was Hietbrink dagelijks te zien in het televisieprogramma 'Man bijt Hond', met zijn rubriek "Hietbrinks taalles" waarin hij elke avond een tweetal woorden uitlegde. Sinds 2006 houdt Hietbrink zich intensief met het eiland Texel bezig dat volgens hem een overblijfsel van Atlantis is. In zijn optiek is het eiland inmiddels 4200 jaar oud. Hij stelt dat het Texels daardoor een van de oudste talen ter wereld is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten